Hotspot
Uw RackStation biedt ondersteuning voor het maken van een draadloze hotspot om de internetverbinding met andere apparaten te delen.
Hotspot-instellingen beheren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u hotspot-instellingen op uw RackStation kunt inschakelen en beheren, en een draadloos netwerk kunt maken.
Een draadloos netwerk inschakelen:
- Schakel op de hoofdpagina van hotspot het selectievakje Draadloze radio inschakelen in.
- Bewerk de volgende instellingen:
- Naam (SSID): voer een naam voor het draadloze netwerk in.
- Tonene/Verbergen: selecteer of het draadloos netwerk zichtbaar moet zijn voor andere apparaten.
- Draadloze modus: selecteer een draadloze standaard. Elke standaard ondersteunt verschillende bandbreedtes en frequenties.
- Kanaalbreedte: selecteer een kanaalbreedte (alleen beschikbaar bij het gebruik van 802.11n draadloze modus).
- Kanaal: selecteer een frequentie voor het draadloze netwerk. Voor betere prestatie selecteert u een andere frequentie dan nabije netwerken.
- Energie verzenden: selecteer een signaalsterkte voor het draadloze netwerk.
- Max. aantal verbindingen: selecteer het aantal clientapparaten dat met het netwerk verbinding mag maken. De hoogste verbindingsinstelling is 256.
- WMM QoS inschakelen: Wi-Fi Multimedia (WMM) QoS (Quality of Service) via Wi-Fi. Met deze optie kan het draadloze netwerk de prioriteit van het verkeer regelen en het delen van bronnen over toepassingen optimaliseren.
- Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
Om een draadloos-netwerkschema in te stellen:
door een draadloos-netwerkschema in te schakelen kunt u regelen wanneer het draadloze netwerk van uw RackStation actief en toegankelijk is.
- Schakel het selectievakje Schema inschakelen in.
- Klik op Schema instellen.
- Selecteer in het schemavenster wanneer het draadloze netwerk actief moet zijn.
- Klik op OK.
- Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
Beveiligingsinstellingen
Dit gedeelte beschrijft de opties om de beveiligingsinstellingen van het draadloze netwerk te bewerken.
Draadloze beveiliging instellen:
- Schakel het selectievakje Draadloze beveiliging inschakelen in.
- Selecteer een van de volgende beveiligingsprotocollen:
- WEP: een basisbeveiligingsprotocol die vereist dat gebruikers een wachtwoord invoeren voor toegang tot het draadloze netwerk; biedt echter een minimale bescherming.
- WPA/WPA2 Persoonlijk: aanbevolen. Vereist dat gebruikers een wachtwoord invoeren voor toegang tot het draadloze netwerk, en is een beter beveiligd protocol dan WEP.
- WPA/WPA2 Zakelijk: een beveiligingsprotocol dat voor bedrijven is ontwikkeld. Vereist dat gebruikers zich via een externe verificatieserver verifiëren.
Wi-Fi Protected Setup configureren:
Wi-Fi Protected Setup is een standaard van Wi-Fi Alliance om de draadloze beveiligingsinstellingen te vereenvoudigen voor gebruikers. U kunt de knop PBC of PIN gebruiken om de netwerkveiligheid te configureren.
Klik op knop Wi-Fi Protected Setup om uw instellingenvenster te openen.
PBC gebruiken:
- Druk op de knop Start PBC en druk binnen twee minuten op de knop met dezelfde functionaliteit op uw draadloos clientapparaat.
- Wacht nog eens twee minuten om meer draadloze clientapparaten toe te voegen.
PIN gebruiken:
- Vul de PIN van uw draadloos clientapparaat in.
- Druk op de knop Start PIN om de WPS-beveiligingsinstellingen te activeren.
MAC-filter instellen
Met de MAC-filterinstellingen kunt u aangeven welke MAC-adressen toegang hebben tot het draadloze netwerk door toegang van bepaalde apparaten te blokkeren of te verlenen. Deze functie controleert alleen de netwerktoegang en geen andere coderingsinstellingen.
Om MAC-filter in te schakelen:
- Schakel het selectievakje MAC-filter inschakelen in.
- Selecteer een toegangsbeleid in het vervolgkeuzemenu:
- Weigeren: beperkt de toegang van gespecificeerde MAC-adressen tot het draadloze netwerk.
- Toestaan: staat toe dat het gespecificeerde MAC-adres toegang heeft tot het draadloze netwerk.
- Klik op Toevoegen.
- Klik op Toepassen.
Een MAC-filterinvoer verwijderen:
- Selecteer een invoer in de lijst.
- Klik op Verwijderen.
- Klik op Toepassen.
Gastnetwerk
Naast het maken van een draadloos hostnetwerk ondersteunt uw RackStation ook het maken van een draadloos gastnetwerk. De instellingen van het gastnetwerk kunnen worden beperkt om de toegang van gebruikers te beperken, wat handig is voor bedrijven en andere instellingen die een draadloos netwerk aan gasten wil aanbieden, maar geen toegang willen geven tot het hostnetwerk.
Een gastnetwerk inschakelen:
- Schakel het selectievakje Gastnetwerk inschakelen in.
- Bewerk de volgende instellingen:
- Naam (SSID): voer een naam voor het draadloze netwerk in.
- Tonene/Verbergen: selecteer of het draadloos netwerk zichtbaar moet zijn voor andere apparaten.
- Max. aantal verbindingen: selecteer het aantal clientapparaten dat met het netwerk verbinding mag maken. De maximale verbindingsinstelling is 256.
- Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
Om een gastnetwerk in te stellen:
- Schakel het selectievakje Draadloze beveiliging inschakelen in.
- Selecteer een van de volgende beveiligingsprotocollen:
- WEP: een basisbeveiligingsprotocol dat vereist dat gebruikers een wachtwoord invoeren voor toegang tot het draadloze netwerk; biedt echter een minimale bescherming.
- WPA/WPA2 Persoonlijk: aanbevolen. Vereist dat gebruikers een wachtwoord invoeren voor toegang tot het draadloze netwerk, en is een beter beveiligd protocol dan WEP.
- Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
Om een gastnetwerkschema in te stellen:
door een gastnetwerkschema in te schakelen kunt u regelen wanneer het gastnetwerk van uw RackStation actief en toegankelijk is.
- Schakel het selectievakje Gastnetwerkschema inschakelen in.
- Klik op Gastschema instellen.
- Selecteer in het schemavenster wanneer het draadloze gastnetwerk actief moet zijn.
- Klik op OK.
- Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
Opmerking: het draadloze gastnetwerk kan niet actief zijn gedurende de periodes dat het draadloze hostnetwerk is gedeactiveerd.
Verbindingslijst
Deze pagina toont informatie over apparaten die aangesloten zijn op de RackStation. Hier kunt u apparaten rechtstreeks aan de MAC-filterlijst toevoegen.
Apparaten aan de MAC-filterlijst toevoegen:
- Schakel het selectievakje van het apparaat in dat u aan de MAC-filter wilt toevoegen.
- Klik op Toevoegen aan MAC-filterlijst.