Stel het poortnummer in van FTP / FTPS-services, het poortbereik van Passive (PASV) FTP en aanverwante instellingen.
FTP-server zal de verbinding verbreken van gebruikers die gedurende een bepaalde tijd inactief zijn.
Als u deze optie inschakelt, rapporteert de server zijn externe IP aan de FTP-clients. De gerapporteerde IP wordt opgenomen in het verbindinglogboek van de FTP-client. Deze optie werkt enkel als de server achter een NAT ligt en als de FTP-clients deel uitmaken van een ander subnet dan de server. In de meeste situaties moet u deze optie niet inschakelen, maar als de FTP-clients geen verbinding tot stand kunnen brengen met de server kunt u het proberen met deze optie ingeschakeld.
Als de FTP-client ondersteuning biedt voor UTF-8 kunt u deze functie inschakelen voor een beter beheer van de meertalige bestandsnaam. De ondersteuning van de oude versie van FTP-clients is echter beperkt. Als uw FTP-client problemen ondervindt met de meertalige bestandsnaam kan het beter zijn deze functie uit te schakelen.
FXP staat voor File eXchange Protocol. Door deze optie in te schakelen zal de FTP-service de bestandsoverdrachtfunctie van server naar server ondersteunen.
FIPS wordt ondersteund door FTPS-service met behulp van OpenSSL FIPS 140-2 compatibele cryptografische module (certificaat #1747). Door deze optie in te schakelen gebruikt de FTPS-service extra beveiligde cryptografische algoritmes waardoor beter beveiligde sessies worden gewaarborgd.
Wanneer deze functie is ingeschakeld, beperkt de server het maximum aantal verbindingen per IP. Schakel deze functie en FTP-bandbreedtebeperking in voor een efficiƫnt beheer van de bandbreedte.
Schakel deze functie in om de bandbreedte van een enkele FTP-verbinding te beperken.